Het is wel duidelijk dat zelfstigma bij mensen met een psychotische stoornis zeker op de langere duur negatieve gevolgen kan hebben. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar het verloop van geïnternaliseerd stigma of zelfstigma, in welke fase van de psychotische stoornis stigma geïnternaliseerd wordt, en wat de impact is van zelfstigma op de symptomen en het sociale functioneren. In deze Amerikaanse studie werd zelfstigma in een groep die de afgelopen 5 jaar de diagnose psychotische stoornis had gekregen (N=40) vergeleken met zelfstigma in een groep ambulante patiënten die al langer dan 5 jaar die diagnose had (N=71). Zelfstigma werd gemeten met de Internalized Stigma of Mental Illness Scale (ISMIS), die drie domeinen in kaart brengt: onderschrijven van stereotypen, ervaringen met discriminatie en sociaal terugtrekgedrag. De psychiatrische symptomen (positieve, negatieve, cognitieve, depressieve) werden gemeten met de Positive and Negative Syndrome Scale (PANSS) en het sociale functioneren met Heinrich’s Quality of Life Scale (QLS). Met de data werden correlatie analyses uitgevoerd. Het bleek dat zelfstigma bij de ‘latere fase psychose’ groep (35.7; SD=14.1) significant groter was dan bij de ‘vroege psychose’ groep (29.0; SD=15.4), waarbij 43% van ‘latere fase psychose’ groep matige of hoge niveaus van zelfstigma had, tegenover 25% bij de ‘vroege psychose’ groep. In beide groepen was zelfstigma negatief gerelateerd met sociaal functioneren en positief met het voorkomen van symptomen. Opmerkelijk was dat het verband tussen cognitieve symptomen en zelfstigma in de ‘vroege psychose’ groep veel groter was dan in de ‘latere fase psychose’ groep (Z=2.63; P<.001). ‘Behandeling’ van zelfstigma zou al in de eerste fase van een psychose interventie moeten plaatsvinden.
Firmin RL, Lysaker PH, Luther L, Yanos PT, Leonhardt B, Breier A, Vohs JL. (2019). Internalized stigma in adults with early phase versus prolonged psychosis. Early Interv Psychiatry. Aug;13(4):745-751.