Kenniscentrum Phrenos website

‘Vriendendienst’ in GGZ loopt uiteen van professionele relatie tot natuurlijke vriendschap

Sociaal isolement komt veel voor bij mensen met psychiatrische stoornissen en heeft ook vaak een negatieve invloed op het beloop. Eén activiteit om hier verandering in aan te brengen is “befriending” (‘een vriend worden/zijn voor iemand’): hierbij wordt een ‘normale’ vrijwilliger gekoppeld aan iemand met een langdurig psychisch probleem met als doel regelmatig sociale tijd met elkaar door te brengen (in Nederland bekend onder namen als: maatjesproject; vriendendienst e.d.). Een gewone vriendschapsrelatie wordt gekenmerkt door uitwisselen, wederzijdse verplichtingen, symmetrie en een grote mate van gelijkheid. In deze Engelse systematische review (n=12 studies) met een narratieve synthese werd onderzocht hoe in de praktijk het concept “befriending” wordt ingevuld. De gevonden studies kwamen uit de UK (9x), Australië (2x) en de USA. De volgende aspecten werden in de gevonden data onderzocht: grenzen stellen; plannen maken; tijdelijkheid van de relatie; gelijkwaardigheid; ontwikkeling in de relatie; met elkaar praten over emotionele situaties. ‘Befriending’ is fundamenteel anders dan een gewone vriendschap omdat er een organisatie bij betrokken is die het contact tot stand brengt. Vaak krijgen de vrijwilligers een training. In de praktijk worden verschillende modellen gehanteerd: het Compeer model is gericht op ‘intentionele vriendschappen’, de vriendschap is niet in tijd afgegrensd en de relatie wordt niet gemonitord. Dit model lijkt het meest op een gewone vriendschap. Aan het ander eind van het spectrum staan modellen die de “vriendschapsrelatie” meer professioneel en therapeutisch invullen. Vanuit de bemiddelende organisatie wordt de vrijwilligers geleerd hun ‘vrienden’ te begeleiden bij het behalen van doelen. De vrijwilliger is dan meer een mentor.
Thompson R, Valenti E, Siette J, Priebe S. (2015). To befriend or to be a friend: a systematic review of the meaning and practice of “befriending” in mental health care. J Ment Health. 25(1):71-7.

Back To Top