Nederland
● Per jaar krijgen ongeveer 3.000 Nederlanders voor het eerst een psychose (Veling et al., 2013).
● Ongeveer 3% van de Nederlandse populatie voldoet aan de criteria van een psychotische stoornis (Os, Linscott, Myin-Germeys, Delespaul, & Krabbendam, 2009).
● Een kortere duur van onbehandelde psychose leidt tot significant betere uitkomsten in de behandeling (Marshall et al., 2005).
● Behandeling van mensen met een eerste psychose laat consistent significant positieve resultaten zien. Preventieve behandelingen zijn in ontwikkeling, maar leveren nog geen consistent positieve resultaten op (Bird et al., 2010; Corell et al., 2018; Davies et al., 2018).
● Eerste en tweedegraads migranten uit Suriname en de Nederlandse Antillen en mannelijke Marokkaanse migranten lopen een hoger risico op het ontwikkelen van schizofrenie dan andere bevolkingsgroepen in Nederland.
● Het aantal mensen met schizofrenie in Nederland wordt geschat op ongeveer 120.000 (Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGz, 2017).
● Administratieve studies laten zien dat ongeveer twee derde van de mensen met een psychotische stoornis contact heeft met een voorziening voor de geestelijke gezondheidszorg, GGz (Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGz, 2017).
Internationaal
● Wereldwijd verrichte studies laten 8 tot 43 nieuwe gevallen van schizofrenie per 100.000 personen zien. Dat zijn dus gemiddeld 15 nieuwe gevallen per 100.000 personen (McGrath et al., 2004). Het risico om tijdens het leven ooit aan schizofrenie te lijden is dus variabel, maar wordt vaak geschat op 1%.
● Bij mannen ontwikkelt schizofrenie zich gemiddeld vijf jaar eerder dan bij vrouwen. Bij mannen begint het meestal in de adolescentie of vroege volwassenheid (16 tot 35 jaar) en ontstaat schizofrenie zelden na het 40e levensjaar.
● Bij de helft van de vrouwen met schizofrenie ontwikkelt de aandoening zich na het 30e levensjaar. Sommige zelfs na hun 65e.
● Het ziektebeloop bij een psychose is heel wisselend. Bij ongeveer tweederde van de mensen die voor het eerst een psychose krijgen, verdwijnen alle psychotische symptomen helemaal.
● Bij vier op de vijf patiënten komt een psychose vaker terug.
● Enkele jaren na de eerste psychose heeft 40% geen psychotische of negatieve symptomen. Zo’n 40 tot 50% heeft wel symptomen maar functioneert daarbij redelijk.
● Bij 10 tot 20% van de mensen met een psychose blijven er veel symptomen optreden. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot het missen van de capaciteit om zelfstandig te wonen.
● Bij schizofrenie is het beloop wat ongunstiger. Tussen de 10 en 15% van de schizofreniepatiënten herstelt volledig wat symptomen en functioneren betreft. Ongeveer 16% houdt chronische klachten met beperkingen in het functioneren. Alle beloopvormen daar tussenin komen voor. Denk aan een enkele terugval en daarna goed functioneren, tot regelmatig terugkerende psychotische episodes met daartussen perioden van remissie.
● Patiënten hebben veel zorgbehoeften op het gebied van wonen, dagactiviteiten, sociale relaties en zingeving. Deze behoeften blijven vaak onvervuld wat van grote invloed is op de kwaliteit van leven. De Multidisciplinaire Richtlijn Schizofrenie (2012) schenkt hieraan de nodige aandacht (zie ook de implementatieondersteuning voor de MDRS, ontwikkeld door Kenniscentrum Phrenos en het Trimbos-instituut).