In de Britse richtlijnen is opgenomen dat personen met schizofrenie toegang moeten hebben tot sociale activiteiten, zonder dat de invloed van zulke interventies in grote RCT’s onderzocht zijn. In deze RCT werden data van de Multicentre trial of Art Therapy In Schizophrenia: Systematic Evaluation, de MATISSE-studie, gebruikt om de effecten na 12 maanden van een activiteiten groepsinterventie (n=121) te meten (controlegroep, alleen TAU; n=121). Het betrof ambulant behandelde personen met schizofrenie. De activiteitengroepen hadden een begeleider, duurden ongeveer 90 minuten en werden wekelijks georganiseerd. Er werden expliciet geen therapeutische activiteiten verricht. Meestal werd er een excursie georganiseerd, werden er spelletjes gespeeld of werd er gezamenlijk naar DVD’s gekeken. De primaire uitkomsten waren geestelijke gezondheid, gemeten met de Positive and Negative Symptom Scale (PANNS), en algemeen functioneren, zoals gemeten met de Global Assessment of Functioning (GAF). Daarnaast werden afgenomen: de Social Functioning Schedule, de General Well-Being Scale en de Morisky Scale. Er werd gemeten op baseline en na 12 maanden. Het bleek dat maar 52% van degenen die aan de activiteitengroep-arm van de RCT waren toebedeeld ten minste één sessie hadden bijgewoond. Van degenen die meededen was het gemiddeld aantal groepen dat bezocht werd 2,1. In de interventiegroep nam de geestelijke gezondheid significant toe: de PANNS-score nam met 6 punten af. Het algemene functioneren bleef bijna gelijk met een toename van 0,8 punten op de GAF. Tussen de beide armen van de RCT werden geen significante verschillen gevonden. Aan het aanbieden van activiteitengroepen lijkt weinig klinisch voordeel te zitten.
Dean M, Weston ARW, Osborn DP, Willis S, Patterson S, Killaspy H, Leurent B & Crawford MJ (2014). Activity groups for people with schizophrenia: a randomized controlled trial. Journal of Mental Health 23 (4), 171–175.