Skip to: In kindertijd en adolescentie wordt zelf-stigma bij personen voor groot deel ervaren als ‘anders zijn’

Kenniscentrum Phrenos website

In kindertijd en adolescentie wordt zelf-stigma bij personen voor groot deel ervaren als ‘anders zijn’

Uit veel onderzoek is naar voren gekomen dat volwassenen met psychische problemen die door anderen gediscrimineerd worden vaak zelf-stigma ervaren, wat weer tot verlies van eigenwaarde kan leiden. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar het internaliseren van stigma bij jongeren met psychische problemen tijdens hun kindertijd en adolescentie. Dit is extra van belang omdat tijdens de adolescentie de leeftijdsgenoten belangrijk zijn bij de vorming van de persoonlijke identiteit. In dit Ierse kwalitatieve onderzoek werden 16 jongvolwassenen (18-30 jaar; 9 vrouwen) met ADHD of depressie uitgebreid geïnterviewd over hun ervaringen met stigma in relatie met hun leeftijdsgenoten, hun reactie daarop en eventuele veranderingen door de tijd tijdens hun jeugdjaren (tot 18 jaar). Uit de thematische analyse kwamen drie hoofdthema’s naar voren: 1. Gevoel van anders zijn; 2. Reacties op stigmatisering door peers; 3. Selectief bekend maken dat men en psychische stoornis heeft. Het gevoel van ‘anders zijn’ werd vaak negatief geïnterpreteerd en droeg bij aan negatieve zelfevaluatie. De meesten leren in de loop van de tijd beter om te gaan met dat ‘anders zijn’. Hoewel bij de meeste geïnterviewden het stigmatiserende gedrag van hun leeftijdsgenoten tot een negatief gevoel van eigenwaarde leidde, reageerden sommigen assertief of boos op het pestgedrag. Anderen poogden vooral aansluiting te vinden bij gelijkgezinden. Over het algemeen hadden de respondenten geen positief gevoel over het bekend maken van hun stoornis bij hun leeftijdsgenoten. Dat moet zeer selectief gebeuren.
McKeague L, Hennessy E, O’Driscoll C & Heary C (2015). Retrospective accounts of self-stigma experienced by young people with attention-deficit/hyperactivity disorder (ADHD) or depression. Psychiatric Rehabilitation Journal 38(2), 158-63.

Back To Top