Skip to: Groot publiek stigma familieleden en hulpverleners van mensen met psychische problemen

Kenniscentrum Phrenos website

Groot publiek stigma familieleden en hulpverleners van mensen met psychische problemen

Er kan onderscheid gemaakt worden tussen publiek stigma en zelfstigma. Publiek stigma is het onderschrijven van stereotypen, vooroordelen en discriminatie ten aanzien van mensen met (ernstige) psychische problemen. In deze Amerikaanse review wordt onderzocht wat bekend is over het verband tussen vertrouwdheid met personen met psychische problemen en publiek stigma. Uit een overzicht van studies (n=26) hiernaar werd een U-vormig verband gevonden tussen vertrouwdheid en stigma. Dat betekent dat publiek stigma groot is bij mensen die geen ervaring hebben met personen met psychische problemen, dat het stigma afneemt bij kennissen, vrienden en verre familieleden, maar dat het stigma flink toeneemt (kan toenemen!) bij hulpverleners en directe familieleden (gezin) van personen met psychische problemen. Er wordt gepoogd verklaringen in de literatuur te vinden voor het verband tussen vertrouwdheid en toenemend publiek stigma. Bij gezinnen die het familielid met een psychische probleem als een last ervaren kan het publiek stigma toenemen. Ook stigma door associatie wordt vaker genoemd: gezinsleden ervaren stigma omdat hun mede-gezinslid een psychisch probleem heeft. Ook plaatsvervangend stigma (ouder lijdt eronder dat eigen kind zichtbaar gediscrimineerd wordt) of zelfstigma door ouders kan de ziektelast vergroten. Ook hulpverleners kunnen negatief zijn over de herstelmogelijkheden van hun cliënten, kunnen hun werk met de doelgroep als een zware last ervaren en het slechte imago van de psychiatrie kan associatief stigma bij hulpverleners vergroten. Antistigma campagnes moeten rekening gaan houden met de mogelijkheid van de aanwezigheid van publiek stigma bij de personen die het dichtst bij de persoon met psychische problemen staan.
Corrigan PW, Nieweglowski K. (2019). How does familiarity impact the stigma of mental illness? Clin Psychol Rev. Jun;70: 40-50.

Back To Top