De slechte lichamelijke gezondheid van patiënten met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) wordt gedeeltelijk veroorzaakt door bijwerkingen van medicatie, leefstijlfactoren en organisatie van de zorg. In dit exploratieve Nederlandse onderzoek werd met behulp van een aangepaste Delphi methode onder de belangrijkste stakeholders (patiënten met EPA (n=10), familieleden (n=13), GGZ-hulpverleners (n=8) en huisartsen (n=5)) gepoogd tot consensus te komen over beleidsaanbevelingen die in de dagelijkse praktijk geïmplementeerd kunnen worden ter verbetering van de lichamelijke gezondheid van patiënten met EPA. De belangrijkste barrière die genoemd werd was onvoldoende samenwerking tussen GGZ-hulpverleners en huisartsen. Over de volgende beleidsaanbevelingen werd consensus bereikt: 1. De samenwerking tussen alle hulpverleners moet verbeteren (b.v. door het uitwisselen van telefoonnummers); 2. De hulpverleners moeten worden bijgeschoold over de specifieke medische risico’s die patiënten met EPA lopen. 3. De huisartsen moeten de regie en het overzicht over de lichamelijke gezondheid van de patiënten met EPA houden en zijn verantwoordelijk voor preventie en behandeling van somatische ziektes. De rol van de GGZ-hulpverleners moet zijn: het inschatten van de capaciteit van de patiënten met EPA om voor zichzelf te zorgen en de voor hen noodzakelijke zorg te organiseren, de patiënten ondersteunen in het volgen van een gezonde leefstijl en de gezondheidsrisico’s in verband met psychiatrische medicatie in de gaten houden.
Van Hasselt FM, Oud MJ & Loonen AJ (2015). Practical recommendations for improvement of the physical health care of patients with severe mental illness. Acta psychiatrica Scandinavica 131(5), 387-96.